Brieven Over Esthetische Opvoeding
Eind 18e, begin 19e eeuw doet zich in de Europese cultuur een opmerkelijke bloei voor: in het korte tijdsbestek van vier decennia (1780-1820) en in elkaars onmiddellijke nabijheid, ontwerpen Kant, Fichte, Hegel en Schelling hun wijsgerige systemen en scheppen Goethe, Schiller en Hölderlin hun poëtisch oeuvre. Kenmerkend voor deze bloei is de wederzijdse beïnvloeding van belletrie en filosofie.
In het leven en werk van Friedrich Schiller komt deze algemene tendens in de cultuur van zijn tijd treffend naar voren, in het bijzonder in zijn, hier in vertaling aangeboden, filosofische magnum opus Ueber die ästhetische Erziehung des Menschen in einer Reihe von Briefen. Dit werk is niet alleen representatief voor de toenmalige cultuur vanwege de erin optredende interferentie van kunst en wetenschap (poëzie en filosofie), maar ook door de prominente plaats die Schillers toonaangevende tijdgenoten Kant en Goethe erin innemen. Uitgangspunt van deze Esthetische brieven is de vraag naar het humaniteitsgehalte van de moderne samenleving. Met de zijns inziens catastrofale gevolgen van de Franse politieke omwenteling van 1789 voor ogen, komt Schiller ertoe überhaupt geen maatschappelijk heil meer te verwachten van politieke middelen. Op grond van antropologische overwegingen ontwikkelt hij de overtuiging, dat alleen het niet-politieke middel van de kunst in staat zal zijn de moderne maatschappij te humaniseren.
Schillers in menig opzicht gedurfde verhandeling is niet zonder effect gebleven. De erin ontvouwde visie op de mens, de analyse van de maatschappij, de interpretatie van de geschiedenis, alsmede Schillers visie op de kunst hebben niet alleen zijn tijdgenoten (onder wie Hegel en Schelling) sterk beïnvloed, maar zijn tot op de huidige dag een bron van inspiratie gebleven.